zaterdag 30 september 2023

Beroepen - Deel 3

Winkeldochter - Joanna Catharina van der Borgh (1835 – 1871)

Winkeldochter had twee betekenissen: een vrouwelijke winkelbediende en iets dat lang in de winkel ligt en dat men niet kwijt kan raken. Die tweede betekenis krijgt het woord pas rond het midden van de 19e eeuw. Toch is dat de enige betekenis die tegenwoordig nog bestaat. 

In de betekenis van een vrouwelijke winkelbediende komt het woord al vanaf de eerste helft van de 17e eeuw voor. Op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal lees ik dat deze betekenis aan het begin van de 20e eeuw verdween. Dat heb ik even op Delpher gecheckt en tot mijn verrassing wordt winkeldochter door kranten nog tot en met 1973 gebruikt in deze betekenis. De laatste vijftig jaar echter niet meer. Van de recentere vermeldingen wil ik u deze, uit De Nieuwe Limburger van 31 oktober 1966, niet onthouden:

De Nieuwe Limburger

Opvallend vind ik dat van Dale het heeft over een ‘inwonende vrouwelijke winkelbediende’ terwijl het Instituut voor de Nederlandse taal het gewoon over een ‘vrouwelijke winkelbediende’ heeft. Ik ben dat inwonen ook verder nergens tegengekomen. Wikipedia kent deze betekenis helemaal niet, maar heeft het wel over een overdrachtelijke betekenis die ik niet eerder ben tegengekomen: een meisje dat niet getrouwd geraakt.  

Handtekening Joanna Catharina van der Borgh

Joanna Catharina van der Borgh lukt dat gelukkig wel, want zo weet ik dat zij een winkeldochter is: haar beroep staat in de huwelijksakte. De man waarmee ze trouwt, Wilhelmus Antonius Thomassen, is overigens een winkelier. Hebben ze elkaar zo leren kennen? Heeft ze wellicht in zijn winkel gewerkt? In ieder geval is haar beroep misschien behulpzaam geweest bij het vinden van een echtgenoot.

Joanna Catharina van der Borgh overlijdt veertien jaar later en krijgt in die tijd acht kinderen. Haar echtgenoot trouwt vier maanden na haar overlijden met Joanna Pansters die zeven jaar later sterft. Hij trouwt vervolgens met Helena Hubertina Bongaerts die hem zal overleven.   


zaterdag 23 september 2023

Beroepen - Deel 2

 Batmeester – Henricus Mevissen (1727 – 1783)

Nee, dit is geen typefout, Henricus Mevissen was inderdaad een batmeester. Een beroep dat niet meer bestaat, want in mijn Van Dale woordenboek uit 1992 staat dit woord niet. Net zo min als het werkwoord batten of bat in de betekenis van een krib. Maar laat ik eerst vertellen wat het beroep van batmeester inhield.

Kribben

Een batmeester werd, meestal op voordracht van de gemeente, aangesteld om de staat van de kribben in een rivier te overzien en zo nodig nieuwe kribben aan te leggen of bestaande te herstellen. Dit werk – het batten – werd verricht door batters, onder leiding van de batmeester.

Soms berekende de batmeester ook de kosten van de aanleg, zoals blijkt uit deze brief uit 1784 van de batmeester van Ohé en Laak:

Ik ondergeschreven batmeester van de gemeente van Ohé en Laak, verklaare kragte deezes bevonden te hebben, na rype examinatien ende calculatien mit assistentie ende byweezen van den mede ondergeteekenden Collecteur derselve gemeente, dat omme het goed Cantelmo wederom met behoorlyke bat- en ryswerken te voorzien en daardoor tevens verdere inbraken te bewaren, aan materialen ende arbeidsloonen ten minsten sal moeten besteed worden eene somme van twaalf duizend guldens hollands.

Op de Laak den 10de September 1784.
Andries Kanters, batmeester.
A. M. Gielen.  

Een hoop geld in die tijd, maar de batten waren het waard. Ze voorkwamen dijkdoorbraken, overstromingen en het afkalven van oevers. 

Detail begrafenisregister

Henricus Mevissen was batmeester in Herten, een dorp aan de Maas, ongeveer een kilometer ten zuiden van Roermond. Hij was niet aangesteld door de gemeente, maar werkte voor het munster (kloosterkerk, monasterium, bisschoppelijke kerk). Voor zover ik heb kunnen ontdekken, lag er in Herten geen klooster, maar in het naburige bisdom Roermond waren er meerdere, evenals de Sint-Christoffelkathedraal, de kathedraal van het bisdom Roermond. Waarschijnlijk was het bisdom of een klooster eigenaar van de oevergronden langs de Maas bij Herten en dus verantwoordelijk voor de bescherming ervan. 

Van Henricus Mevissen weet ik weinig. Hij is een van mijn oudgrootvaders, geboren in 1727 te Herten en overleden in 1783 in dezelfde plaats. Hij trouwde op 14 oktober 1753 te Herten met Margaretha Vermeulen, met wie hij zes kinderen krijgt, drie meisjes en drie jongens. De op één na oudste van de meisjes, Cornelia, is een betovergrootmoeder van me. Zij trouwde met een landbouwer. Dat is volgens mijn woordenboek een beroep dat nog wél bestaat.  

zaterdag 16 september 2023

Beroepen - Deel 1

Brandersknecht - Gerrit Hendrik Willem Roosen (1856 – 1913)

Niet al mijn voorouders waren turfschippers (vaderskant) of landbouwers (moederskant). Er waren ook voorouders die andere beroepen uitoefenden. 

Detail huwelijksakte

Als Gerrit op 4 mei 1881 te Zutphen trouwt met Roedolphina Bertha Kaptein staat in de huwelijksakte dat hij een brandersknecht is. Eerst had ik geen idee wat daarmee werd bedoeld, tot ik op andere documenten stuitte. In die documenten wordt Gerrit een distillateursknecht genoemd, een brandewijnstokersgezel en een likeurstokersknecht. Vier verschillende namen voor hetzelfde beroep of vier verschillende beroepen? 

Ik pak mijn steun en toeverlaat erbij: het woordenboek. Alleen brandersknecht staat erin. Het woord dat ervoor staat, brandersbedrijf, verduidelijkt veel. Een brandersbedrijf is een bedrijf waar brandewijn gestookt wordt. Brandwijnstokersgezel staat weliswaar niet in het woordenboek, maar brandewijnstoker wel en het boek zegt dat dit hetzelfde beroep is als brandewijnbrander. Distillateursknecht staat zoals gezegd niet in het boek, maar het beroep distillateur wel en daarvan blijkt brander een synoniem te zijn. Likeurstokersknecht tenslotte wijkt in zoverre af, dat die geen brandewijn stookt maar likeur. Het verschil tussen knecht en gezel? Het blijkt dat je begon als gezel en daarna knecht werd. Enkele gelukkigen brachten het zelfs tot chef.

Kan ik er nog achter komen waar Gerrit werkte? Ik zoek op internet naar ‘brandewijn Zutphen’ en er duikt één naam op, de Zutphense brandewijnstokerij v/h Mispelblom & Co., gesticht in 1770 door Frederik Mispelblom. Ik lees op een website dat er ook likeur werd gemaakt, dus dat klopt met de beroepen. Het staat niet vast, maar er bestaat een goede kans dat Gerrit daar heeft gewerkt. Zeker als ik in de adresboeken van Zutphen lees dat Gerrit in 1900 en 1902 op Kerkhof 20 heeft gewoond. Dat is in de tonnenmakerij naast de Mispelblom branderij. 

Kerkhof 20, Zutphen

Echter niet zijn hele leven, want in de huwelijksakte van zijn zoon Hendrik Jan uit 1909 staat dat Gerrit een koetsier is. Tenslotte wordt Gerrit in zijn overlijdensakte een losse arbeider genoemd. In meerdere opzichten een triest einde.   

Met dank aan Jørgen O. Mispelblom Beyer voor zijn informatie over de Mispelblom branderij.