zondag 6 mei 2018

Een bedelaar van stand - Deel 1

Johannes Menzo (1808 – 1882), betovergrootvader


Op het grasland achter het huis graasden een paard en enkele koeien, waaronder die van het zogenoemde "lakenvelder" ras. Op de deel was stalruimte voor een aantal beesten. Op het land stond ook nog een arbeiderswoning, die Jager had verhuurd aan Johannes Menzo. Deze was een uit Utrecht afkomstige barbier, terwijl diens vrouw Trijntje Wierth helemaal uit Antwerpen kwam. 


Een korte passage uit een artikel van Wim Visscher over Geert Jager (1), de naamgever van een wijk in Dedemsvaart. Je leest eroverheen als je niet weet wie Johannes Menzo (2) en Trijntje Wierth zijn. Misschien vraag je je een moment af hoe een barbier uit Utrecht en een vrouw uit Antwerpen in een Dedemsvaarts arbeidershuisje verzeild raken.

De Ommerschans

De Ommerschans
Dedemsvaart ligt op schootsafstand van de Ommerschans en bij een genealoog gaat nu een lampje branden. In 1819 stichtte de Maatschappij van Weldadigheid daar namelijk een bedelaarskolonie, waar Johannes Menzo op maandag 7 december 1842 wordt ingeschreven:

Inschrijving Johannes Menzo in Ommerschans

Er staat dat hij gereformeerd is en aangekomen uit Utrecht. Zijn geboortedatum is 17 mei 1808, dus is hij 34 jaar oud. Als we verder bladeren, zien we dat hij onderdeel uitmaakt van een groepje van 11 bedelaars uit Utrecht dat op deze dag aanklopt. Daaronder bevindt zich Justinus Mackaay, 39 jaar oud, voor wie dit de derde keer is, en Berendina Oostveen met haar twee jaar oude zoon, die hier ook al eerder was. Misschien is Dorothea van Voorst nog wel het meest te beklagen, met haar dochtertje van vijf maanden. Van een Trijntje Wierth is nog geen sprake, Johannes is vrijgezel. 

Op het rechterblad van de inschrijving vinden we een beschrijving van zijn uiterlijk:



Hij is 1.78 lang, wat groot is voor die tijd. Zijn vader meet bijvoorbeeld slechts 1.62 meter. Verder heeft hij een ovaal aangezicht, bruin haar en blauwe ogen, een dikke neus, kleine mond, ronde kin en geen ‘merkbare teekenen’. Althans, volgens degene die dit alles noteerde...


Tenslotte lezen we dat hij twee weken later, op 22 december 1842, is overgeplaatst naar de bedelaarskolonie Veenhuizen en op 7 februari 1844 aldaar is ontslagen. Bedelaars komen altijd aan in de Ommerschans en worden na onderzoek en wasbeurten overgebracht naar Veenhuizen, voorzien van een nieuwe set kleren.

Aanzienlijk geslacht
Blijven we met de vraag zitten hoe een telg uit een geslacht van geestelijken en andere aanzienlijken, dat helemaal terug te volgen is tot Jan Mensinck (ca 1565-1630), koster van de Groote Kerk te Zwolle, in een bedelaarskolonie verzeild raakt.

Zijn overgrootvader is een kind van drie generaties predikanten en Raad en Schepen van Rhenen. Grootvader is predikant en (vreemd genoeg) legerkapitein en de vader van Johannes – daar zet het verval in – baardscheerder, winkelier en op latere leeftijd majoor bij de Utrechtse nachtwacht. En al klinkt dat laatste imposanter dan het is, toch wijst niets op een aankomend bedelaarsbestaan van diens oudste zoon.
Dus wat is er gebeurd met Johannes?

Doop

Doopregister

Johannes wordt op 22 mei 1808 gedoopt in de Utrechtse Jacobikerk als oudste zoon van Johannes Menzo en Susanna Maria de Ruijter. We zagen dat geboortedatum in het inschrijfregister van Ommerschans 17 mei is, vijf dagen eerder. Meestal worden kinderen sneller gedoopt, dus wellicht is die datum onjuist.

Er was een oudere zus, die dan echter al is overleden. Er volgen nog zeven kinderen, waarvan drie uit een tweede huwelijk van Johannes sr.

Volkstelling 1825
FamilySearch noemt dit een volkstelling uit 1820, maar op basis van de genoteerde leeftijden moet deze zomer 1825 hebben plaatsgevonden.

Volkstelling 1825

Het gezin woont in de Potterstraat, waar het een huis deelt met twee kleinere gezinnen: dat van een zadelmaker en een kleermaker. Johannes senior is ‘winkelier en baardscheerder’. De buren zijn net als de medebewoners ambachtslieden. Het lijkt een nette straat te zijn.

Johannes’ moeder is twee jaar eerder overleden en zijn vader in 1824 hertrouwd met Christina van Leeuwen, die we hier vermeld zien. De 17-jarige Johannes is ‘baard scheerder’ en waarschijnlijk in de leer geweest bij zijn vader. De andere gezinsleden zijn zusje Susanna Maria en de twee broertjes Hendrik en Willem. We missen zus Willemiene Geertruijda die dan 15 of 16 jaar oud is en vermoedelijk al een dienstje buiten de deur heeft. 

Volkstelling 1830
Het gezin is verhuisd naar de Loefballemakerstraat (tegenwoordig Loeff Berchmakerstraat) 173 en zal hier blijven wonen tot het overlijden van Johannes senior in 1845.

Akte verkoop Loeff Berchmakerstraat 173

Johannes Sr. heeft dit huis op 1 juni 1829 gekocht van Huijbert Jansen, winkelier, en diens vrouw. Hij is dus niet onbemiddeld. De buurt lijkt vergelijkbaar met de Potterstraat, met buren als een kleermaker, schoenmaker, behanger, koopman en kopergieter. 

Volkstelling 1830

Ook hier delen ze het huis, en wel met het gemĂȘleerde gezelschap van een bejaard echtpaar, een Duitse ‘Gewezen militair thans wever’ en een timmermansknecht met zijn vrouw. Waarschijnlijk zijn het onderhuurders van huiseigenaar Johannes senior.

Deze is inmiddels ‘Majoor der Nagtwakers’ wat wellicht de reden voor de verhuizing is, al wordt hij in de koopakte van het nieuwe huis ‘winkelier’ genoemd. Johannes jr. is nog steeds baardscheerder, en werkt vermoedelijk buiten de deur bij/voor een barbier, nu zijn vader ander emplooi heeft gevonden. De broertjes Hendrik en Willem zijn schrijnwerkers en er is een nieuw gezinslid: Wilhelmina Christina, het eerste kind dat Johannes senior bij zijn tweede vrouw heeft verwekt. De zussen Willemiena Geertruijda en Susanna Maria wonen als dienstmeid bij hun werkgever. De eerste bij een weduwe en haar gezin, de tweede bij een hoogleraar en diens vrouw en kinderen. 


Volkstelling 1840
Volkstelling 1840

Twee jaar voordat Johannes naar de Ommerschans wordt getransporteerd heeft het timmermansechtpaar een dochter gekregen, is het bejaarde stel overleden (hij in 1831, zij in 1835), de Duitse ex-militair met de noorderzon vertrokken en woont Johannes junior nog steeds thuis, 31 jaar oud.

Wat hiervan te denken? Het is niet ongewoon dat hij nog vrijgezel is. Van zijn broers en zussen trouwt alleen Willemiene Geertruijda voor haar 30ste. Dat hij nog bij zijn (stief)ouders woont is wel bijzonder. De meisjes waren op hun 16e al het huis uit en jongere broer Hendrik, nu 27, is ook al vertrokken, ongetrouwd en wel. Broertje Willem is in 1837 overleden.

Johannes woont dus bij zijn vader, stiefmoeder en twee halfzusjes. In naam is hij ‘barbier’, wat in die tijd een ruim begrip is, en blijkbaar verdient hij daar niet genoeg mee om zelfstandig te kunnen leven. Of vindt hij het wel best zo? Is het gewaagd te veronderstellen dat hij op enig moment in de komende twee jaar het huis is uitgeschopt?     

In ieder geval is er iets gebeurd waardoor Johannes zijn comfortabele vangnet heeft (moeten) verlaten, zich niet heeft kunnen redden, en op straat is beland. Noch zijn ouders, noch zijn zussen of zijn broer zijn bereid geweest hem te helpen, danwel heeft hij hun hulp geweigerd. Hoe dan ook, slechts twee jaar na deze volkstelling is Johannes een bedelaar en wordt hij door de stad Utrecht op transport gezet naar de Ommerschans.

(1) Uit kwartaalblad van de Historische vereniging Avereest, jaargang 17, 2000, nr. 3, W. Visscher, Geert Jager (1811-1867).
(2) Johannes Menzo is een voorouder van Hubertszijde. Zijn kleindochter Trinet Menzo is de moeder van mijn vader.